werk
Leren is belangrijk
Hoe kom je aan informatie over iets dat je graag wilt weten? Hoe onthoud je het allemaal? Hoe vertel je het aan je groepsgenoten, die ook nieuwsgierig geworden zijn?
Informatie moet vaak gelezen worden. Je kunt informatie goed onthouden als je de kernpunten op kunt schrijven. je kunt anderen mondeling of schriftelijk verslag doen. Om conclusies uit een grafiek te trekken moet je verbanden kunnen leggen.
Op de Jenaplanschool is het daarom ook nodig dat je leert lezen, schrijven en rekenen. Om dit soort zaken doelmatig aan te leren wordt er geregeld aan groepen kinderen die aan dezelfde leerstof toe zijn (vorderingengroepen) les gegeven: de instructies. Soms gebeurt dat binnen de stamgroep, soms gaan de vorderingengroepen dwars door de hele school heen, afhankelijk van de schoolgrootte. Kinderen worden gestimuleerd naar hun beste kunnen te presteren. Cijfers komen dan ook niet voor op een Jenaplan-school. Jenaplanscholen kennen een andere rapportagevorm, die meer recht doet aan de totale ontwikkeling van het kind. Herhaald onderzoek heeft aangetoond dat meetbare leerprestaties van kinderen op een Jenaplanschool op het gebied van lezen, schrijven en rekenen/wiskunde even goed zijn als in andere scholen het geval is: dat is opmerkelijk omdat in Jenaplanscholen zo veel meer gebeurt. Een overstap naar een Jenaplanschool voor voortgezet onderwijs is natuurlijk voor kinderen en ouders het meest plezierig; helaas is dat in veel regio's nu nog niet mogelijk.
De belangrijkste uitgangspunten zijn:
Het kind staat voorop en de school moet zich daarom richten naar het kind. De school moet inspelen op de eigen aard, de aanleg en het tempo van ieder kind afzonderlijk.
Het kind is een lid van de gemeenschap en moet daarom leren om zich in groepsverband te ontwikkelen.
Het één kan niet zonder het ander, maar het is van groot belang, dat ieder kind telkens weer leert kiezen: welk belang weegt nu het zwaarst: dat van mijzelf of dat van de groep? Petersen (de grondlegger van het jenaplanonderwijs) gaat ervan uit, dat een kind zich in één doorgaande lijn ontwikkelt, gevoelsmatig en verstandelijk. De school schept voorwaarden, die nodig zijn voor die ononderbroken ontwikkeling.
Wij vinden dat kwaliteit meer is dan een toets. Natuurlijk willen wij goed weten hoe het met uw kind gaat. Hiervoor gebruiken we allerlei methoden: het leerlingvolgsysteem. Dit bestaat uit:
Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen van dag tot dag, via observaties door de leerkracht.
Methode afhankelijke toetsen: Veilig Leren Lezen, dictees, rekentoetsen bij Alles Telt, topo in de bobo.
Methode onafhankelijke toetsen, zoals bijvoorbeeld DIA-toetsen: we toetsen alle kinderen 2x per jaar op de basisvakken: taal, lezen (technisch en begrijpend), spelling en rekenen. En we maken de IEP eindtoets in groep 8.
De inspectie is tevreden over de opbrengsten, de kwaliteitszorg en het pedagogisch klimaat van De Lispeltuut.
In Lelystad is 1 brede scholengemeenschappen, Het Porteum, waar alle niveaus van VMBO t/m VWO kunnen worden gevolgd. Op het Groenhorst college kunnen kinderen alleen VMBO volgen.
Ieder kind is op hetzelfde moment bezig met zijn eigen werk. Werk dat, wat betreft hoeveelheid en moeilijkheid, past bij het kind. Het werken gebeurt onder andere in het blokuur.
In een jenaplanschool is wereldoriëntatie het belangrijkste vormingsgebied. Kinderen leren om te gaan met de natuur om hen heen, de mensen dichtbij en verder weg en met vragen rond de zin van het leven en de wereld. Dat doen ze door vaak de school uit te gaan en omgekeerd, de wereld in de school te halen: mensen en dingen, te luisteren naar verhalen, door zelf waar te nemen en te experimenteren, zelf vragen te stellen en op zoek te gaan naar antwoorden in een documentatiecentrum en bij mensen met kennis en ervaring. De kinderen zijn, kortom, ontdekkend en onderzoekend bezig, vaak in de vorm van projecten. Zodoende wordt de wereld steeds groter en ruimer en leert het kind zelf een mening te vormen. Voor het gehele leerplan van de Lispeltuut geldt dat het voldoet aan wat de wet eist. De eisen zijn omschreven in de zgn. kerndoelen (er zijn er 58, het worden er 66, met: Nederlands, Engels, wiskunde, mens en natuur, mens en maatschappij, kunst en cultuur, bewegen en sport, burgerschap en digitale geletterdheid). Ook actuele onderwijsthema’s als burgerschap en sociale integratie zijn terug te vinden in de projecten (denk bijvoorbeeld aan ‘samen één wereld’. Er is daarom geen enkele reden om er bang voor te zijn dat het kind niet genoeg leert: ouders stellen daarover nog al eens vragen omdat ze al gauw geneigd zijn te denken dat een andere werkwijze in dit opzicht nadelen oplevert. Het leren op de Lispeltuut gebeurt in een sfeer waarin een kind zich veilig voelt. Het kind krijgt taken die uitdagend zijn en die het aan kan, die het kind voldoende vrijheid laten voor een eigen invulling, maar die tegelijkertijd geen gelegenheid bieden voor vrijblijvend "meedoen".
Op De Lispeltuut werken we niet alleen met methodes voor de zaakvakken, maar projectmatig. Bij het opzetten van een project werken we vanuit (belangrijke uitgangspunten):
SLO-mappen met de domeinen:
woordvelden
Bij de voorbereiding van een project maken we vaak een woordveld. Dan kunnen we gebruik maken van een aantal vaste aandachtsgebieden.
meervoudige intelligentie
De onderzoeken van David Sousa (‘How the brain learns’) en van Howard Gardner (‘multiple intelligences and education’) hebben ons gemotiveerd om te zorgen dat we op een veelzijdige wijze leerstof (in de breedste zin van het woord) aanbieden.
Algemene informatie (vooral ook veel praktijkvoorbeelden) over onze werkwijze kunt u lezen en zien op de pagina's: taal-lezen, rekenen, expressie (tekenen, knutselen, drama, muziek en dans) en w.o. (en onderliggende pagina's hier en daar, toen en nu, mens en natuur, wetenschap en techniek, burgerschap en verkeer).
Specifieke informatie per bouw vindt u hieronder.
werk in de onderbouw
Werken met planningen in de onderbouw
Het kiessysteem tijdens het werkuur: Leren plannen en omgaan met uitgestelde aandacht doen we vooral in de speelwerktijd. Vooraf bedenken wat je wilt gaan doen, wat je daarvoor nodig hebt en hoe je dat gaat doen, is onze manier om met jonge kinderen planningsvaardigheden te oefenen. We werken met een planbord waarbij de kinderen kaartjes van de verschillende activiteiten bij hun eigen foto ophangen. De leerkracht legt de kaartjes neer en bepaalt op die manier wat er gekozen kan worden en met hoeveel kinderen er bij een bepaalde activiteit gespeeld kan worden. De eerste 10/15 minuten gaat de time-timer aan of het stoplicht op rood, dan mogen de kinderen even niets anders kiezen. Daarna gaat het stoplicht op groen en kunnen de kinderen zelfstandig uit de andere activiteiten kiezen. Ze hoeven niet steeds aan de leerkracht te vragen wat ze kunnen doen, want als er geen kaartjes meer liggen dan kan een bepaalde activiteit op dat moment niet meer gekozen worden.
Er is niet altijd vrije keuze, omdat we graag willen dat kinderen bepaalde activiteiten oefenen. Hierbij kijken we wel echt waar het kind behoefte aan heeft. We willen de kinderen niet leren dat ze iets moeten doen omdat de leerkracht dat bedacht heeft maar we willen graag inzetten op de intrinsieke motivatie.
Om het aanbieden van de ontwikkelingsmaterialen en andere activiteiten wat meer te sturen en alvast een beetje te oefenen met het werken met een weektaak voor straks in de middenbouw hebben we een aantal verschillende planningen die we kunnen inzetten als de kinderen daar aan toe zijn.
De algemene weekplanning proberen we na de meivakantie met alle oudsten te doen om te oefenen met het werken in het platte vlak en met een weektaak richting de middenbouw. De andere planningen gebruiken we alleen als de kinderen daar echt aan toe zijn en er behoefte aan hebben!
Er wordt thematisch gewerkt. Jaarlijks vast terugkerende thema’s, zoals de seizoenen, religieuze feesten, en een aantal andere thema’s. Deze worden per jaar ingevuld. Deze thema’s worden in de bouw besproken. Er wordt dan besproken wat de mogelijke activiteiten per ontwikkelingsgebied zijn. Hierbij wordt gebruik gemaakt van diverse bronnenboeken. De uitvoering per groep kan verschillend zijn, mede afhankelijk van de inbreng van de kinderen.
In de groep wordt de klas rond het thema ingericht. De thematische activiteiten vinden zowel in de verschillende kringen als in de hoeken plaats. Het kiezen van de activiteiten gebeurt met behulp van een kiesplank, waarop voorwerpen liggen die representatief zijn voor de gekozen activiteit.
Onderdelen van het blokuur in de onderbouw:
hoekenwerk: luisterhoek, bouwhoek, huishoek, computerhoek, boekenhoek, leesschrijfhoek, constructiehoek, poppenkast, zand- watertafel…
oefeningen voor luisteren, spreken en kijken, expressie activiteiten (drama, dans, muziek, tekenen, beeldende vorming)
ontwikkelingsmateriaal: puzzels, reken- en taalwerkjes, motorische oefeningen, etc..
Tijdens het werken vinden er momenten van zelfstandig werken plaats, middels momenten van uitgestelde aandacht.
Tijdens het werkuur in de onderbouw werken we:
met een kiessysteem, waarbij kinderen ophangen wat ze gaan doen.
middels thema’s en projecten.
met keuze werkjes en verplichte werkjes.
in hoeken (huishoek/bouwhoek/lees- en schrijfhoek)
met plakboeken (de gehele onderbouw periode verzamelen wij werkjes in een plakboek. Zo is de ontwikkeling van de kinderen goed te zien.)
met ontwikkelingsmaterialen
Ontwikkelingsmaterialen (keuze of verplicht). Kinderen ( als ze middelste zijn) hebben een dikke duimenkaart waarop ze een sticker plakken als ze het ontwikkelingsmateriaal zelfstandig en goed kunnen uitvoeren. 1 x per week als verplicht werkje en daarna is het eigen keus. Hiermee bevorderen we hun cognitieve ontwikkeling en zelfstandigheid. Alle ontwikkelingsgebieden komen zo aan bod.
We wisselen de kasten 1 x in de 2 maanden,zodat de materialen uitdagend blijven voor de kinderen.
Gedurende het schooljaar verwachten we steeds iets meer van oudsten. Als ze er aan toe zijn krijgen ze een kleine planning en een map waarop werkjes staan die ze die dag of week moeten doen. Dit als voorbereiding op de middenbouw.
Zie ook ons observatiesysteem obo.
Specifieke vakgebieden:
taal
In de onderbouw werken kinderen op verschillende manieren aan de actieve en passieve taalontwikkeling.
Er worden diverse taal/schrijfoefeningen aangeboden in spel als in het platte vlak (voorbeelden: kralenplanken, klei, insteekmozaiek, krijtbord, kwasten, stoepkrijt, constructiemateriaal, knutselen, nastempelen, letters overtrekken, plaatsing van letters op papier, visuele en auditieve discriminatie enz.).
Wekelijks wordt de nieuwe letter van de week aangeboden, na vier weken herhalen we de voorgaande weken. Om de aansluiting met groep 3 te verbeteren, houden we hierbij de lettervolgorde van Veilig Leren Lezen aan.
Woordenschatoefeningen in de kring, dagelijks. In het bijzonder bij projecten, waar woordvelden worden gemaakt. Gebruik van woordkaarten aansluitend op het thema. Aanbieden van prentenboeken en praatplaten.
Ontwikkelen van actieve en passieve mondelinge taalvaardigheid en luistervaardigheid door middel van leergesprekken en vertelkring.
Behandelen van algemene en specifieke leesvoorwaarden zoals vermeld in het observatiesysteem. (vormaspecten van taal, klank onderscheiden, klank teken koppeling, analyseren en synthetiseren)
Beginnende geletterdheid en de functie van taal bieden we zowel auditief als schriftelijk en in de creatieve verwerking aan.
rekenen
In de onderbouw werken kinderen op verschillende manieren aan de rekenontwikkeling. We sluiten zoveel mogelijk aan bij de belangstelling en belevingswereld van de kinderen.
Er worden diverse rekenactiviteiten aangeboden. Naast de kring (en kleine kring) en instructiemomenten gebeurt dit ook in spel, hoeken en met behulp van ontwikkelingsmateriaal en werkbladen. De verschillende doelgebieden waar onder andere aan gewerkt wordt zijn: getalbegrip, bewerkingen, verhoudingen, verbanden, meten en meetkunde.
Naast de getallen 1 t/m 10 (middelsten) en 1 t/m 20 (oudsten), staat er wekelijks een getal van de week centraal.
schrijven
Voorbereidende schrijfoefeningen:
ontwikkelingsmaterialen: oog-hand coördinatie, Educo lettermotoriek;
werkbladen en werkboekjes;
oefenen met sensomotorisch materiaal;
In de onderbouw werken we voor de ontwikkeling van het voorbereidend schrijven onder meer met Novoskript.
In de onderbouw leren we de leerlingen de correcte potloodgreep aan: de driepuntsgreep, waarbij ze vloeiende bewegingen op papier kunnen overbrengen, rekening houdend met het motorische ontwikkelingsniveau van het kind.
werk in de middenbouw:
In de middenbouw werken de kinderen met een dag- of weekplanning. Dit zijn schema’s waarin werk van tevoren is vastgelegd. Kinderen maken dit werk zelfstandig. De dag- of weekplanning is zoveel mogelijk aangepast aan de mogelijkheden van de kinderen; zowel kwantitatief (hoeveel werk) als kwalitatief (moeilijkheid, niveau, gestelde eisen). Kinderen die er aan toe zijn kunnen en mogen ook zelf plannen: wat, wanneer, welke dag…
Op een planning staan alle onderdelen, en wat ze die dag moeten doen. Ook staat vermeld wanneer instructie is gepland. Iedere dag heeft een andere kleur, waarmee de kinderen het gemaakte werk afkleuren. Iedere planning kan er anders uitzien.
Vanaf groep 3 is de planning vooral ingericht als dagplanning, met daarop per dag de verplichte taken. De kinderen kunnen al wel de gehele werkweek overzien. Langzamerhand komen steeds meer taken in de eerste kolom te staan, zodat uiteindelijk de kinderen een weektaak hebben waarop alle taken (verplicht en keuze) staan vermeld, maar het kind zelf kiest wat wanneer wordt gemaakt. Een aantal taken blijft toch gebonden aan een dag; zo wordt bijvoorbeeld het oefenen van spelling (Woordbouw) op meerdere dagen verplicht, zodat het inslijpen van de woorden bevorderd wordt.
Niet alle kinderen kunnen een weekplanning aan. Ook hierin differentiëren we. Sommige kinderen blijven werken volgens een dagplanning en sommige kinderen werken van taak tot taak (taak af, laten zien, na controle volgende taak: veel “aan de hand van de leraar”).
Voordelen van werken met een dag- en weektaak:
een kind kiest zelf waar het mee begint
als iets af is hoef je niet op anderen te wachten: je kunt door met je volgende taak
als iets niet lukt, en je kunt niet meteen hulp krijgen (van je groepsgenoot of de stamgroepleider), kun je verder met een andere taak
niveauverschillen tussen kinderen zijn gewoon, daar kijkt niemand van op
ben je sterk in één onderdeel, dan kun je daar minder tijd aan besteden én heb je dus meer tijd voor een onderdeel waar je minder sterk in bent
mogelijk om zwakkere leerlingen extra te laten inoefenen, zonder dat ze voelen dat ze niet mee kunnen
mogelijk om sterkere leerlingen meer te laten verbreden en verdiepen (soms versnellen) zonder dat zij het gevoel hebben buiten de boot te vallen
Specifieke vakgebieden, onderdelen van de planning in de middenbouw:
taal middenbouw
De kinderen krijgen verschillende opdrachten op hun planning. Voorbeelden zijn: het schrijven van een verhaal, een gedicht of samen een krant maken rondom een gebeurtenis op school.
Internet.
Projecten, 2 à 3 schoolbrede projecten en projecten in het kader van 'het jaar rond'.
Taalopdrachten bijv. van Junior Einstein, Squla, Zin in taal, Levend taalonderwijs.
Eigen gemaakte kaarten: zinsontleden en woordsoorten benoemen.
spelling middenbouw
Spelling in de Beeld elke week 2 keer een instructie. Per blok nemen we 3 dictees af (na les 3, 6 en een signaaldictee na les 7), gevolgd door een controledictee. Daar komen eventueel werkbladen uit met herhaling voor individuele kinderen.
Woordjes van Spelling in Beeld (2 à 3 opdrachten per week). Kinderen gaan de woorden herhalen door eerst te lezen, te schrijven en daarna controleren of ze het goed geschreven hebben.
Oefenen met BLOON.
Kinderen oefenen 2 werkwoorden per week.
Oefenen via opdrachten van Junior Einstein en/of Squla.
Ontleden (boekjes van RT'er ter ondersteuning en verbreding van het ontleden van zinnen, Junior Einstein, Squla)
aanvankelijk lezen middenbouw
We gebruiken Veilig Leren Lezen Kim. Deze bestaat uit een start en daarna Kernen van 1 t/m 11. Bij de Kern 1 t/m 6 worden alle klanken aangeboden. Wij gebruiken twee leerwegen. De maan-versie (= basis) en de zon-versie (= verrijking)
Ze werken uit een werkboek. Tot kern 6 krijgen de kinderen dit dagelijks, dus 5 dagen per week. Het begint met een instructie (waarin letters/woorden worden geflitst, filmpje wordt bekeken, doel van de les wordt behandeld, hoe moet je de letter schrijven…enz.) Elke dag moeten ze minimaal 2 blz. lezen uit veilig en vlot. Daarbij zijn ze dagelijks aan het letters flitsen, en elke dag 15 minuten aan het lezen (met en/of zonder iemand erbij).
Bij Veilig Leren Lezen Kim werkt instructiegericht; kinderen worden “aan de hand genomen”. De groep leert iedere week 2 of 3 nieuwe letters. Ze leren woorden bedenken, hakken en plakken veel woordjes en flitsen de letters. Er wordt gewerkt met verwerkingsmateriaal, vooral gericht op het herkennen van de nieuwe letter. Zowel auditief als visueel. De kinderen moeten ook zelf woorden schrijven. Het aanleren van letters gebeurt via basiswoorden. Deze basiswoorden zijn te zien op een plaatje in de klas.
Op de laptop spelen ze via Zoem verder met allerlei leuke spelletjes rondom de aangeleerde letters. Elke dag doen ze dit 20 minuten.
Twee keer per week wordt er met kinderen van groep 3 die moeite hebben met lezen geflitst op de computer/kaartjes (liefst daarnaast nog een intensieve week van elke dag flitsen).
technisch lezen middenbouw
Instructie (ON1). De kinderen krijgen op hun eigen leesniveau instructie, we gebruikten VLL en Estafette (vanaf niveau M4).
Tutorlezen: kinderen lezen met een bovenbouwer. Twee keer per week een kwartier/half uur. De maatjes krijgen ook instructie over het lezen met een middenbouwer en houden een schema bij. We gebruiken hier ook Estafette bij.
Leerkracht leest ook nog extra met kinderen van ON2 bijv. uit Estafette, leesboek bieb, veilig vlot boeken van VLL enz.
ON2-kinderen die moeite hebben met lezen krijgen extra hulp binnen en buiten de groep van een ondersteuner.
ON3-kinderen die moeite hebben met lezen krijgen intensieve ondersteuning van een leerkracht buiten de groep.
De kinderen die kunnen lezen, lezen iedere dag zo‘n 15 minuten voor zichzelf.
Oefenen met woordtrainer.
rekenen /wiskunde middenbouw
Het rekenen doen we niet in de stamgroep, maar in instructiegroepen op niveau. Daarvoor gebruiken we de methode Alles telt Q. Elke dag van 9.00 tot 10.00 wordt er door de gehele middenbouw gerekend. Jaarlijks zullen we de groepsgrootte en groepssamenstelling laten meewegen in hoe niveaugroepen worden gevormd. We kiezen (ook) hier voor een praktische/pragmatische oplossing, waarbij meespelen: hoeveel kinderen per bouw, per jaargroep, per niveaugroep.
Alles Telt Q (elke dag 1 les, waarvan om de dag instructie). Deze methode kun je op de laptop maken of in een schrift. In de hele middenbouw gebruiken we nu allemaal schriften voor de kinderen.
Alles Telt Q voorziet in goede differentiatiemogelijkheden. Vanaf groep 4 kunnen de zwakkere leerlingen werken in het maatschrift (dezelfde instructie, maar eenvoudigere verwerking). Voor snellere rekenaars gebruiken wij de plusschriften (dezelfde instructie maar extra uitdaging of een andere invalshoek).
Oefenen op Junior Einstein.
Oefenen op Squla.
Ook begeleiden vrijwilligers (als die er zijn) kinderen die meer aankunnen of extra hulp nodig hebben.
We gebruiken naar gelang het nodig is extra werkbladen en materialen, bijvoorbeeld voor het automatiseren, klokkijken, tafels en cijferend rekenen.
werk in de bovenbouw:
In de bovenbouwgroepen wordt gewerkt met een dagplanningen. Dit zijn schema’s waarin werk van tevoren is vastgelegd. Kinderen maken dit werk zelfstandig, samenwerkend met andere kinderen of alleen, en onder begeleiding van de leerkracht. De planning is zoveel mogelijk aangepast aan de mogelijkheden en behoeften van het kind; zowel kwantitatief (hoeveel werk) als kwalitatief (moeilijkheid, niveau, gestelde eisen). Daarnaast is er keuzewerk. Kinderen die meer aankunnen qua tijd en/of niveau worden gestimuleerd zelf verstandige keuzes te maken en aandacht te geven aan wat voor hen zinvol is. Door op steeds meer gebieden te werken in doelen en de kinderen mee te nemen in het 'denken in doelen', weten kinderen goed van zichzelf wáár ze precies zijn in de leerlijn van elk onderdeel, en dus ook wat voor hen de volgende stap is om te ontwikkelen.
Specifieke vakgebieden, onderdelen van het werkuur in de bovenbouw:
taal bovenbouw
Aan de hand van alle taalonderwerpen krijgen de kinderen verschillende instructies met aansluitend verwerkingsopdrachten. Ontleden in woordsoorten en zinsdelen, interpunctie, hoofdzinnen en bijzinnen, lijdende en bedrijvende vorm, directe rede, vervoegen van bijvoeglijk naamwoorden, lettergrepen...
Taalopdrachten bijv. van Junior Einstein, Squla...
spelling bovenbouw
Aan de hand van alle spellingcategorieën staan er elke week verschillende categorieën centraal en zijn er elke week bijpassende instructies en presentaties. Per blok worden dictees afgenomen, gevolgd door een controledictee. Daar komen eventueel opdrachten uit met herhaling voor individuele kinderen.
Oefenen met Bloon. (Online inoefenen per categorie.)
Oefenen via opdrachten van Junior Einstein en/of Squla. (O.a. flitsen.)
technisch lezen bovenbouw
Oefenen met woordtrainer.
Oefenen met DMT-oefenbladen. (Per niveau en 'oplopend'.)
Kinderen lezen een paar keer in de week zo‘n 15 minuten voor zichzelf.
Tutorlezen: kinderen lezen met een middenbouwer. De tutoren krijgen ook instructie over het lezen met een middenbouwer. (Hoe begeleid je een beginnende lezer? Wat is jouw taak? Wat doe je als het niet gaat zoals het zou moeten?)
rekenen/wiskunde bovenbouw
Het rekenen doen we (anders dan in de middenbouw) in de stamgroep met de methode Alles telt Q. Elke dag wordt er van 9.00 tot 10.00 door de gehele bovenbouw gerekend.
Er zijn groepen die werken in doelen: Per week wordt een doel (of een combinatie) klaargezet met de bijbehorende lessen voor de verschillende jaargroepen. Op deze manier werken alle kinderen aan hetzelfde doel (b.v. breuken, of oppervlakte) maar krijgt ieder kind opdrachten op zijn eigen niveau. Instructies starten vaak gezamenlijk. In de loop van de dag, of de week wordt dit uitgesplitst in groepjes. (Herhaling, onderhoud, verrijking.)
Er zijn groepen die volgen de structuur van de methode: Elke dag 1 les met om de dag instructie.
(En dan zijn er groepen die werken digitaal, en er zijn groepen die werken op papier.)
Alles Telt Q voorziet in goede differentiatiemogelijkheden. Kinderen kunnen werken met maat- (dezelfde instructie, maar eenvoudiger verwerking), basis- of plusmateriaal (dezelfde instructie maar extra uitdaging of een andere invalshoek).
Oefenen op Junior Einstein en Squla.
wereldoriëntatie bovenbouw
Er wordt gewerkt met zelfontwikkelde aardrijkskunde-, biologie- en geschiedenislessen. (Onze aarde en geschiedenis.)
Blink (Aardrijkskunde, geschiedenis en Engels.)
School- en bouwprojecten.
Er worden toetsen afgenomen van topografie en Engels die kinderen thuis voorbereiden.
Burgerschap is verweven in ons onderwijs. Dagelijks oefenen in samenwerken en samen leren in de eigen stamgroep, maar ook buiten de eigen stamgroep (denk explicitiet aan het maatjeslezen, waar oudere kinderen jongere kinderen begeleiden). Zie verder burgerschap .