werk

Leren is belangrijk

Hoe kom je aan informatie over iets dat je graag wilt weten? Hoe onthoud je het allemaal? Hoe vertel je het aan je groepsgenoten, die ook nieuwsgierig geworden zijn?

Informatie moet vaak gelezen worden. Je kunt informatie goed onthouden als je de kernpunten op kunt schrijven. je kunt anderen mondeling of schriftelijk verslag doen. Om conclusies uit een grafiek te trekken moet je verbanden kunnen leggen.

Op de Jenaplanschool is het daarom ook nodig dat je leert lezen, schrijven en rekenen. Om dit soort zaken doelmatig aan te leren wordt er geregeld aan groepen kinderen die aan dezelfde leerstof toe zijn (vorderingengroepen) les gegeven: de instructies. Soms gebeurt dat binnen de stamgroep, soms gaan de vorderingengroepen dwars door de hele school heen, afhankelijk van de schoolgrootte. Kinderen worden gestimuleerd naar hun beste kunnen te presteren. Cijfers komen dan ook niet voor op een Jenaplan-school. Jenaplanscholen kennen een andere rapportagevorm, die meer recht doet aan de totale ontwikkeling van het kind. Herhaald onderzoek heeft aangetoond dat meetbare leerprestaties van kinderen op een Jenaplanschool op het gebied van lezen, schrijven en rekenen/wiskunde even goed zijn als in andere scholen het geval is: dat is opmerkelijk omdat in Jenaplanscholen zo veel meer gebeurt. Een overstap naar een Jenaplanschool voor voortgezet onderwijs is natuurlijk voor kinderen en ouders het meest plezierig; helaas is dat in veel regio's nu nog niet mogelijk.

De belangrijkste uitgangspunten zijn:

        • Het kind staat voorop en de school moet zich daarom richten naar het kind. De school moet inspelen op de eigen aard, de aanleg en het tempo van ieder kind afzonderlijk.

        • Het kind is een lid van de gemeenschap en moet daarom leren om zich in groepsverband te ontwikkelen.

Het één kan niet zonder het ander, maar het is van groot belang, dat ieder kind telkens weer leert kiezen: welk belang weegt nu het zwaarst: dat van mijzelf of dat van de groep? Petersen (de grondlegger van het jenaplanonderwijs) gaat ervan uit, dat een kind zich in één doorgaande lijn ontwikkelt, gevoelsmatig en verstandelijk. De school schept voorwaarden, die nodig zijn voor die ononderbroken ontwikkeling.

Wij vinden dat kwaliteit meer is dan een (CITO-)toets. Natuurlijk willen wij goed weten hoe het met uw kind gaat. Hiervoor gebruiken we allerlei methoden: het leerlingvolgsysteem. Dit bestaat uit:

        • Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen van dag tot dag, via observaties door de leerkracht.

        • Methode afhankelijke toetsen: Veilig Leren Lezen, dictees, rekentoetsen bij Alles Telt, topo in de bobo.

        • Methode onafhankelijke toetsen, zoals bijvoorbeeld CITO-toetsen: we toetsen alle kinderen 2x per jaar op de basisvakken: taal, lezen (technisch en begrijpend), spelling en rekenen. En we maken de IEP eindtoets in groep 8.

De inspectie is tevreden over de opbrengsten, de kwaliteitszorg en het pedagogisch klimaat van De Lispeltuut.

In Lelystad is 1 brede scholengemeenschappen, Het Porteum, waar alle niveaus van VMBO t/m VWO kunnen worden gevolgd. Op het Groenhorst college kunnen kinderen alleen VMBO volgen.

Ieder kind is op hetzelfde moment bezig met zijn eigen werk. Werk dat, wat betreft hoeveelheid en moeilijkheid, past bij het kind. Het werken gebeurt onder andere in het blokuur.

In een jenaplanschool is wereldoriëntatie het belangrijkste vormingsgebied. Kinderen leren om te gaan met de natuur om hen heen, de mensen dichtbij en verder weg en met vragen rond de zin van het leven en de wereld. Dat doen ze door vaak de school uit te gaan en omgekeerd, de wereld in de school te halen: mensen en dingen, te luisteren naar verhalen, door zelf waar te nemen en te experimenteren, zelf vragen te stellen en op zoek te gaan naar antwoorden in een documentatiecentrum en bij mensen met kennis en ervaring. De kinderen zijn, kortom, ontdekkend en onderzoekend bezig, vaak in de vorm van projecten. Zodoende wordt de wereld steeds groter en ruimer en leert het kind zelf een mening te vormen. Voor het gehele leerplan van de Lispeltuut geldt dat het voldoet aan wat de wet eist. De eisen zijn omschreven in de zgn. kerndoelen. Ook actuele onderwijsthema’s als burgerschap en sociale integratie zijn terug te vinden in de projecten (denk bijvoorbeeld aan ‘samen één wereld’. Er is daarom geen enkele reden om er bang voor te zijn dat het kind niet genoeg leert: ouders stellen daarover nog al eens vragen omdat ze al gauw geneigd zijn te denken dat een andere werkwijze in dit opzicht nadelen oplevert. Het leren op de Lispeltuut gebeurt in een sfeer waarin een kind zich veilig voelt. Het kind krijgt taken die uitdagend zijn en die het aan kan, die het kind voldoende vrijheid laten voor een eigen invulling, maar die tegelijkertijd geen gelegenheid bieden voor vrijblijvend "meedoen".

Op De Lispeltuut werken we niet met een methode voor de zaakvakken, maar projectmatig. Bij het opzetten van een project werken we vanuit (belangrijke uitgangspunten):

SLO-mappen met de domeinen:

woordvelden

Bij de voorbereiding van een project maken we vaak een woordveld. Dan kunnen we gebruik maken van een aantal vaste aandachtsgebieden.

​meervoudige​ ​intelligentie

De onderzoeken van David Sousa (‘How the brain learns’) en van Howard Gardner (‘multiple intelligences and education’) hebben ons gemotiveerd om te werken vanuit meervoudige intelligentie.

In de midden- en bovenbouw werken de kinderen met een dag- of weekplanning. Dit zijn schema’s waarin werk van tevoren is vastgelegd. Kinderen maken dit werk zelfstandig, maar ook samen met anderen. De dag- of weekplanning is zoveel mogelijk aangepast aan de mogelijkheden van de kinderen; zowel kwantitatief (hoeveel werk) als kwalitatief (moeilijkheid, niveau, gestelde eisen). In de bovenbouw gaan de meeste kinderen over op het plannen met een agenda.

werk in de onderbouw

Werken met planningen in de onderbouw

Het kiessysteem tijdens het werkuur: Leren plannen en omgaan met uitgestelde aandacht doen we vooral in de speelwerktijd. Vooraf bedenken wat je wilt gaan doen, wat je daarvoor nodig hebt en hoe je dat gaat doen, is onze manier om met jonge kinderen planningsvaardigheden te oefenen. We werken met een planbord waarbij de kinderen kaartjes van de verschillende activiteiten bij hun eigen foto ophangen. De leerkracht legt de kaartjes neer en bepaalt op die manier wat er gekozen kan worden en met hoeveel kinderen er bij een bepaalde activiteit gespeeld kan worden. De eerste 10/15 minuten gaat de time-timer aan of het stoplicht op rood, dan mogen de kinderen even niets anders kiezen. Daarna gaat het stoplicht op groen en kunnen de kinderen zelfstandig uit de andere activiteiten kiezen. Ze hoeven niet steeds aan de leerkracht te vragen wat ze kunnen doen, want als er geen kaartjes meer liggen dan kan een bepaalde activiteit op dat moment niet meer gekozen worden.

Er is niet altijd vrije keuze, omdat we graag willen dat kinderen bepaalde activiteiten oefenen. Hierbij kijken we wel echt waar het kind behoefte aan heeft. We willen de kinderen niet leren dat ze iets moeten doen omdat de leerkracht dat bedacht heeft maar we willen graag inzetten op de intrinsieke motivatie.

Om het aanbieden van de ontwikkelingsmaterialen en andere activiteiten wat meer te sturen en alvast een beetje te oefenen met het werken met een weektaak voor straks in de middenbouw hebben we een aantal verschillende planningen die we kunnen inzetten als de kinderen daar aan toe zijn.

De algemene weekplanning proberen we na de meivakantie met alle oudsten te doen om te oefenen met het werken in het platte vlak en met een weektaak richting de middenbouw. De andere planningen gebruiken we alleen als de kinderen daar echt aan toe zijn en er behoefte aan hebben!

Er wordt thematisch gewerkt. Jaarlijks vast terugkerende thema’s, zoals de seizoenen, religieuze feesten, en een aantal andere thema’s. Deze worden per jaar ingevuld. Deze thema’s worden in de bouw besproken. Er wordt dan besproken wat de mogelijke activiteiten per ontwikkelingsgebied zijn. Hierbij wordt gebruik gemaakt van diverse bronnenboeken. De uitvoering per groep kan verschillend zijn, mede afhankelijk van de inbreng van de kinderen.

In de groep wordt de klas rond het thema ingericht. De thematische activiteiten vinden zowel in de verschillende kringen als in de hoeken plaats. Het kiezen van de activiteiten gebeurt met behulp van een kiesplank, waarop voorwerpen liggen die representatief zijn voor de gekozen activiteit.

Onderdelen van het blokuur in de onderbouw:

        • hoekenwerk: luisterhoek, bouwhoek, huishoek, computerhoek, boekenhoek, leesschrijfhoek, constructiehoek, poppenkast, zand- watertafel…

        • oefeningen voor luisteren, spreken en kijken, expressie activiteiten (drama, dans, muziek, tekenen, beeldende vorming)

        • ontwikkelingsmateriaal: puzzels, reken- en taalwerkjes, motorische oefeningen, etc..

Tijdens het werken vinden er momenten van zelfstandig werken plaats, middels momenten van uitgestelde aandacht.

Tijdens het werkuur in de onderbouw werken we:

        • met een kiessysteem, waarbij kinderen ophangen wat ze gaan doen.

        • middels thema’s en projecten.

        • met keuze werkjes en verplichte werkjes.

        • in hoeken (huishoek/bouwhoek/lees- en schrijfhoek)

        • met plakboeken (de gehele onderbouw periode verzamelen wij werkjes in een plakboek. Zo is de ontwikkeling van de kinderen goed te zien.)

        • met ontwikkelingsmaterialen

          1. Ontwikkelingsmaterialen (keuze of verplicht). Kinderen ( als ze middelste zijn) hebben een dikke duimenkaart waarop ze een sticker plakken als ze het ontwikkelingsmateriaal zelfstandig en goed kunnen uitvoeren. 1 x per week als verplicht werkje en daarna is het eigen keus. Hiermee bevorderen we hun cognitieve ontwikkeling en zelfstandigheid. Alle ontwikkelingsgebieden komen zo aan bod.

          2. We wisselen de kasten 1 x in de 2 maanden,zodat de materialen uitdagend blijven voor de kinderen.

          3. Gedurende het schooljaar verwachten we steeds iets meer van oudsten. Als ze er aan toe zijn krijgen ze een kleine planning en een map waarop werkjes staan die ze die dag of week moeten doen. Dit als voorbereiding op de middenbouw.

Zie ook ons observatiesysteem obo.

werk in de midden- en bovenbouw:

In de midden- en bovenbouw werken de kinderen met een dag- of weekplanning. Dit zijn schema’s waarin werk van tevoren is vastgelegd.. Kinderen maken dit werk zelfstandig. De dag- of weekplanning is zoveel mogelijk aangepast aan de mogelijkheden van de kinderen; zowel kwantitatief (hoeveel werk) als kwalitatief (moeilijkheid, niveau, gestelde eisen). Kinderen die er aan toe zijn kunnen en mogen ook zelf plannen: wat, wanneer, welke dag…

Op een planning staan alle onderdelen, en wat ze die dag moeten doen. Ook staat vermeld wanneer instructie is gepland. Iedere dag heeft een andere kleur, waarmee de kinderen het gemaakte werk afkleuren. Iedere planning kan er anders uitzien.

Vanaf groep 3 is de planning vooral ingericht als dagplanning, met daarop per dag de verplichte taken. De kinderen kunnen al wel de gehele werkweek overzien. Langzamerhand komen steeds meer taken in de eerste kolom te staan, zodat uiteindelijk de kinderen een weektaak hebben waarop alle taken (verplicht en keuze) staan vermeld, maar het kind zelf kiest wat wanneer wordt gemaakt. Een aantal taken blijft toch gebonden aan een dag; zo wordt bijvoorbeeld het oefenen van spelling (Woordbouw) op meerdere dagen verplicht, zodat het inslijpen van de woorden bevorderd wordt.

Niet alle kinderen kunnen een weekplanning aan. Ook hierin differentiëren we. Sommige kinderen blijven werken volgens een dagplanning en sommige kinderen werken van taak tot taak (taak af, laten zien, na controle volgende taak: veel “aan ’t handje”)

Voordelen van werken met een dag- en weektaak:

        • een kind kiest zelf waar het mee begint

        • als iets af is hoef je niet op anderen te wachten: je kunt door met je volgende taak

        • als iets niet lukt, en je kunt niet meteen hulp krijgen (van je groepsgenoot of de stamgroepleider), kun je verder met een andere taak

        • niveauverschillen tussen kinderen zijn gewoon, daar kijkt niemand van op

        • ben je sterk in één onderdeel, dan kun je daar minder tijd aan besteden èn heb je dus meer tijd voor een onderdeel waar je minder sterk in bent

        • mogelijk om zwakkere leerlingen extra te laten inoefenen, zonder dat ze voelen dat ze niet mee kunnen

        • mogelijk om sterkere leerlingen meer te laten verbreden en verdiepen (soms versnellen) zonder dat zij het gevoel hebben buiten de boot te vallen

Op de dag- en weektaak vind je ook terug:

        • De computer is tijdens het werkuur te gebruiken voor oefeningen, maar ook voor het maken van verhalen en projecten.

        • In de mibo: er is bouwmateriaal waar de kinderen voor kunnen kiezen, zoals blokken en lego.

        • Voor sommige kinderen van groep 5 hebben we al een extra werkmap, waarin taal en rekenoefeningen staan, maar ook puzzels. Dit willen we voor groep 4 in de toekomst doen.

onderdelen van de (meestal dag-) planning in de middenbouw:

        • aanvankelijk lezen: Veilig Leren Lezen (VLL)

        • voortgezet lezen: Borgbieb.

        • begrijpend lezen: VLL (groep 3) en Nieuwsbegrip (groep 4 tm 8), Kidsweek

        • spelling: Spelling in Beeld

        • overige taalvaardigheden: Zin in Taal (kaartsysteem) twee keer per week. En daarnaast uit het schrijven van verschillende soorten verhalen, zoals een sprookje, een beschrijving maken, een brief schrijven etc. Instructies worden zo mogelijk geclusterd.

        • Pico Piccolo: taal en w.o.-oefeningen

        • schrijven: Pennenstreken wordt gebruikt als werkschrift.

        • projecten (de kalender, plattegrond, windstreken, Nederland, het alfabet, geschiedenis en het eigen onderwerp)

        • werken met de computer

        • sommige kinderen hebben een extra map met daarin onder andere, rekenen, spelling en w.o.

onderdelen van de (meestal week-) planning in de bovenbouw:

        • voortgezet lezen: niveauleesboeken

        • begrijpend lezen: Nieuwsbegrip en Kidsweek

        • spelling: zelfgemaakte spellingkaarten afgestemd op spellingcategorieën gr. 6, gr. 7, gr. 8

        • overige taalvaardigheden: Pico Piccolo, Taaltoppers, creatief taalopdrachten

        • boekjes met woordrijen, gespreksstof en werkbladen (Sterrenwerk) gekoppeld aan projecten door het jaar heen.

        • schrijven: Pennenstreken

        • projecten: vele soorten opdrachten

        • werken met de computer: Internet (zoekprogramma’s, kennisnet, Alles Telt, zie vooral ook www.lispeltuut.nl als start.), Engels, tekstverwerking (creatief taal, eigen onderwerp, woordbouw, woordpakket e.d.), projectwerk (b.v. Bosatlas), Bloon, Rekentuin, Taalzee

        • Engels: Just do it! Songmachine, Hello You, stencilmateriaal in map met eigen ontwikkeling, Pico Piccolo, internet (als bron voor stencilmateriaal)